Naamloos
“De klootzak! De vuile klootzak! Ik zal hem… Ik zal hem hebben. Hoe durft hij me dit aan te doen? Hoe durft hij! Ik had het gezegd! Nooit doen, ik zal je terug hebben! En toch doen! De vuile, vieze, verraderlijke klootzak. De leugenaar. De verdomse idioot. Ik zal hem hebben. Wacht maar af, ventje. Mijn wraak zal zo zoet zijn. Ik zal je terug hebben. Ik zal je hebben. Verdomde klootzak. Hoe durft hij? Dat vraag ik me nog het meeste af. Hoe durfde hij. Nog nooit meegemaakt. En het zal hier ook bij blijven. Nooit zal iemand, man noch vrouw, me ooit nog zo bedriegen. De vuile klootzak. Ik zal hem. Verdomse, vuile klootzak. Hij gaat eraan. Dood, vernietigd. Ik martel hem, ik pijnig hem. Ik wurg hem. Hij gaat eraan. Klootzak, klootzak, klootzak! “ Wenend gaat ze tekeer op haar bed. Ze haat hem, die klootzak. In haar woede denkt ze na over wat ze met hem moet doen.
De volgende dag ging ze hem bezoeken.. Nadat ze op hem heeft geschoten met het pistool van haar vader liep ze naar hem toe. Terwijl hij stierf vond ze het vrij logisch dat ze hem nog wat extra pijn bezorgde. Immers, op deze manier kwam hij er te makkelijk van af. Dus bond ze hem vast, nam een tang, en rukte zijn vingernagels één voor uit. Toen zijn slet thuiskwam schoot ze die onmiddellijk door het hoofd. (‘Ik kon die toch niet traumatiseren voordat die doodging ? Oké, die trut heeft wel gezorgd dat onze wondermooie relatie kapot ging, maar op zich verweet ik die niet veel. Hij is de echte klootzak.’) Dood nog voor het hoofd de grond raakte
Haar arrestatie verloopt even vlot. Ze wandelde naar het politiebureau. Ze ging natuurlijk wel langs het park, op zo’n stralende zomerdag kon je toch moeilijk de kortere weg door het centrum nemen als je even goed langs het park kon gaan? Maar ze gaf zichzelf dus aan, gaf het adres op en de waarschuwing dat ‘het niet voor gevoelige zielen was’. Een dag later werd ze naar de staatsgevangen
Ze kalmeerde. Haar fantasie sloeg weer eens op hol. Weer eens, en telkens opnieuw. Ze had enkel haar fantasie. Natuurlijk zou ze hem niet eens meer opzoeken, laat staan hem vermoorden., daarvoor is ze te laf. Veels te laf. Zelfs nu dat die grote eikel van een vent haar totaal vernederd heeft door haar te verlaten voor die andere slet, had ze enkel haar fantasie om op terug te vallen. Ze begon maar de afwas te doen. Ze moest iets doen, in deze gevallen van grief, dus kon ze maar beter iets nuttigs doen. Ze verzuchtte en gaaf haarzelf een preek. “Stomme koei, laat je niet zo doen. Hij is een hij. Je had dit kunnen voorspellen, je had dit kunnen voorzien. Je had het moeten weten, mannen zijn en blijven mannen. Niemand zal dat ooit kunnen veranderen. Ik haat ze. En toch blijf ik maar verliefd op worden. Waarom? Waarom kan ik niet gewoon alleen leven, waarom heb ik zo’n irreël lichamelijk verlangen om begeerd te worden door een man. En waarom die tranen. Waarom moet ik nu weer beginnen huilen? Godverdomme!” Haar gezicht is snel rood en betraand. Ze houd haar hoofd in haar armen en zakt onderuit. Zo ligt ze daar. Haar handen nog vol zeepsop, haar tranen rollen over haar wangen op haar schoot en haar gedachten vervult met verdriet, teleurstelling
Ze word wakker, ze ligt nog altijd op vloer van haar keuken. Ze heeft het koud, ze merkt op dat haar achterdeur alweer is open gewaaid. Een fris ochtendbriesje waait door haar keuken. Ze huivert. Ze staat op, sluit de deur en besluit dat ze in bad gaat gaan. Misschien dat een goed warm bad haar een beter gevoel gaat geven. Ze laat het water lopen. Het stroomt, het buldert naar beneden uit de kraan. Zij staart er wat naar. Hoe zou het zijn om een waterdruppeltj
Ze staat op en loopt naar haar keuken. Spiernaakt. Het kan haar niks schelen. Haar lelijke lichaam mag gezien worden door al die andere eikels. Zal ze leren. Hopelijk geraken ze in shock. Hopelijk gaan ze eraan kapot. Haar angst is geheel weg. Waarom zou ze last hebben van zo’n irreële angst? Ze neemt een hele hoop kalmeringsmidd
Ze schrikt op. Ze was onderuit gezakt in haar bad, haar gedachten waren weer weg. Haar fantasie had haar weer een mooie, andere wereld bezorgd. Maar in deze échte wereld weerhoud haar angst, haar allesbepalende angst, haar van een goed leven. Of een goed, voldoening gevende einde. Maar niets van dat alles voor haar. Té laf om zelfmoord te plegen, te laf om haar leven ook maar een beetje in handen te nemen. Het enige dat zij krijgt is een leven vol angst. Een leven vol misbruik. En het één verergert bij afwezigheid van het ander, en omgekeerd. Als men haar kwetst, gebruik, misbruikt heeft ze minder angst. Zolang is ze iemand. Maar als men dat niet doet, dan is haar angst des te meer, des te groter, des te reëler. Ze zucht diep en laat zichzelf onder water zakken. Waarom is ze zo bang? Ze weet dat haar angst irreëel, dom is. Ze weet dat het niet normaal is om zo’n angst te hebben. Ze weet dat andere mensen geen last hebben van deze angst, maar ze kan er niks aan doen. Haar geest bespeelt haar, ze kan niet anders. Diep gebukt onder haar abnormale angsten. Ze wil ontsnappen, ze wil normaal zijn, maar het is haar niet gegeven. Ze begint opnieuw te wenen. Waarom? Waarom? Ik wil het echt niet, ik wil het niet meer. Ik wil normaal zijn. Verdomme. Ik wil mijn eigen leven terug. Niet dit leven bepaalt door mijn angst. Bepaalt door de keuze tussen misbruikt te worden of zelf tem misbruiken. Ik moet er toch iets aan kunnen doen? Maar wat. Alles dat ik kan bedenken heb ik al geprobeerd. Ik wil dit echt niet meer… Ze blijft nog een tijdje zitten in haar bad, denkend. Even later staat ze dan toch op, droogt zich geheel en grondig af en doet haar kleren aan. Zou ze het kunnen? Zou ze haar idee ten uitvoer kunnen brengen? Het is niet veel, maar het is een idéé. Iets dat ze al lang niet meer gehad heeft. Haar vorige beschermer annex klootzak zorgde daar wel voor. Maar die is nu weg. Ze heeft haar vrijheid terug. De angsten echter ook. Maar misschien werkt het plan. Misschien kan ze er voor gaan. Maar langs de andere kant, misschien mislukt het grandioos. Misschien gaat ze de zoveelste teleurstelling moeten ondergaan. Ze wordt terug bang, zou ze het wel doen? Nee, nee er kan niks mislopen en als er iets misloopt is het niet erg? Ofwel? Twijfels, twijfels, twijfels. Het moet maar zo. Op deze manier zal niemand haar misbruiken, en zal zij niemand moeten misbruiken. In deze harde wereld is het één of het ander, geen tussenweg. Onmogelijk. Maar misschien lukt het haar. Het moet! Ze gaat naar haar slaapkamer. Haar ex-klootzak zijn kleren liggen er nog. Een paar broeken, wat T-shirts en een trui. Ze ging voor de spiegel staan en ontkleedde zich. Ze keek naar haar naakte lichaam. Haar lelijke lichaam. Ze trok de mannenkleren aan. Ze bekeek haarzelf. Leek ze op genoeg op een man? Nee. Ze moet haar haren knippen. Waar is er een schaar? “Een schaar, een schaar, ik heb een schaar nodig!” Ze geraakt in paniek. Ze begint te krijsen en valt op de grond. In haar val stoot ze haar hoofd, het bloed verspreid zich over de grond.
Haar lichaam ligt op de grond, het leeft nog. Er is nog een adem, een hartslag en hersenactivite
Te laat. Ze gaat naar haar kamer en doet de deur op slot. Hij pakt de playboys van zijn ex, doet zijn broek uit en begint zich af te rukken.
Lot van de echte mens
Ik wist het niet helemaal. Wat had ik moeten doen? Kon ik ¨überhaupt wel iets anders gedaan hebben? Terwijl ik zo aan het nadenken ben, wandel ik over de verlaten straat. Wat wil je, na 12 uur zitten de mensen ofwel in hun veilige bed, ofwel achter de tv, ofwel zijn ze eens goed aan het vrijen of aan het feestvieren. In ieder geval zal het iets onbelangrijks, nutteloos zelfs, zijn. Waardeloze mensen. Ik haat nutteloze mensen. Nee, ik haat mensen. Waardeloos volk. Alleen uitverkorenen zoals ikzelf zijn het waard te leven. Al de niet-uitverkor
Door deze gedachte kwam ik terug tot de feiten. De daad, die niet had mogen gebeuren. Maar ik had geen keus. Het was een ongeluk. Daar, een auto. Ze hebben me gevonden, dat kan niet waar zijn. De minderwaardige
Ik vraag me af of mijn moeder me gebeld heeft? Spijtig toch dat haar nummer geblokkeerd staat. Of zou ze naar Elise bellen? Niet dat men daar zou antwoorden. Mijn moeder. Een vrouw. Dat irritante mens heeft maar liefst 2 nadelen. Ze is een vrouw en minderwaardig. Hopelijk word ze eens verkracht, dat past haar. Het verrotte mens, altijd me lastig vallen om me maar te blijven zeggen hoe goed ik ben, hoe slim ik ben. Ik weet dat, daarvoor heb ik haar niet nodig. Misschien zou ik haar moeten verrot slaan? Nee, dat doet een meerwaardige niet hoorde ik Daniel fluisteren. Wij betalen anderen daarvoor. Tenzij natuurlijk de nood hoog is. Maar daar denken we liever niet aan. Wij zijn beter, wij houden onze handen schoon. Wij zijn geen beesten. Ik stuur een sms naar Daniel, hij zou wel komen. Ik vraag me nog altijd af waar hij precies woont. Altijd als ik hem een bericht stuur, komt hij direct, zonder twijfelen. Hij wil het me niet zeggen, zelfs als ik aandring. De keren dat ik hem volgde verdween hij steevast in de massa en ‘s anderendaags wees hij me altijd terecht. Ik ben er dan maar mee gestopt. Hij was nog beter dan ik, ik kon hem niet vatten. En ik had hem nodig voor de lessen. Hij stuurde een bericht terug dat hij er aan zou komen, zoals altijd gaf hij geen tijd. Maar hij kwam altijd, vaak zelfs binnen het half uur, waar ik ook was. Ik snap niet hoe, openbaar vervoer reed niet meer en een fiets had hij niet. Of beter gezegd, ik had hem nooit met een fiets gezien. Maar met hem wist je nooit, hij was de mysterieusheid zelve, niemand had vat op hem. En ik was trots dat hij mij als leerling koos.
School. Een andere plaats waar ik de leerling ben. Een plek waar ik les volg met een stel idioten, lessen gegeven door een stel idioten. Ik haat de eerste idioten. Mij altijd lastig vallen met hun nonsens, commentaar op hoe ik ben, hoe ik doe. Maar zo is het beter, voorlopig. Als ze de link zouden leggen, als ze door zouden hebben dat ik eigenlijk superieur aan hen ben, ben ik gedoemd, verloren. Dan geven ze mij direct aan en ben ik gedoemd om vernietigd te worden. Nee, voorlopig moet ik hen gewoon laten doen, hun opmerkingen aanhoren. Ik haat het daar. Wat ik er doe, weet ik ook niet. Ik verdoe mijn tijd daar. Niets is een uitdaging, dus waarom moeite doen? Als ik eens met mijn vingers knip kan ik alles, maar waarom voor hen met mijn vingers knippen? Ze zijn het niet waard. Goh ja, ik haat ze, dan ga ik mijn tijd, nee, ik vergis me, mijn kostbare tijd toch niet aan hen verspillen? Tijd is geen geld, tijd is leven. Het enige waarin zij en wij gelijk zijn. We hebben allebei een mensenleven, met al hun gebreken en voordelen. Maar wij doen tenminste iets met de voordelen die ons gegeven zijn. We zijn goed. We zijn beter. Nee, we zijn niet uitdrukbaar in simpele woorden. Wij staan boven de gewone taal. En dat is wat hen zo bang maakt, daarom dat ze achter ons komen in hun wagens, daarom dat ze ons opspeuren en verwijderen uit het leven. Hun leven, dat ze denken te mogen leiden zonder ons. Maar wij zullen er altijd zijn, en ooit zullen we ons verenigen. Übermensch aller landen, verenig u. Hoe ironisch dat een van de meest dwaze mensen, Marx met zijn onzin over gelijkheid voor iedereen, toch aan de basis van een leuke slogan kan liggen. Maar als er 1, of nee 2 genieën waren in de geschiedenis was het wel Nietzsche en Hitler. 2 mannen met een visie.
Nietzsche was volgens mij, maar Daniel heeft zijn twijfels, een Übermensch. Hij schreef erover. Door hem is de term wijdverspreid geraakt. Door hem is ook de jacht op ons geopend. Daarom vind Daniel hem maar een dwaas. Had hij dat nooit geschreven, dan hadden wij nu niet zoveel problemen. Ik ga weliswaar akkoord met Daniel dat het achteraf gezien geen slimme zet was. Maar op het moment zelf was het een slimme zet van Nietzsche. Hij kreeg veel respect en er gingen zelfs stemmen op om ons volk te selecteren en wereldleiders te maken. Daniel weet veel over zulke zaken. Spijtig genoeg kwamen er ook stemmen op om ons te vernietigen. Helaas hebben die de overhand gehaald. Vooral door lastercampagne
Waarover was ik aan het denken? Juist, Hitler. Hitler, nog zo’n man met visie. Hij had ook zijn fouten, en hij was duidelijk geen meerderwaardig
Waar blijft Daniel? Die zou hier toch al moeten zijn? Of was dit nog geen half uur? Ik weet het niet meer. Ik verlies vaak de tijd uit het oog, ik heb echt geen tijdsgevoel. Ik zou daar beter op moeten letten. Maar ik let daarop, maar iemand knoeit altijd met de klok van mijn gsm. Tijd is maar een raar ding. Iedereen zegt altijd dat tijd altijd aan hetzelfde tempo gaat, maar ik heb al vastgesteld dat dit niet zo is. Daniel zegt dat dat bij ons normaal is. Maar ja, tijd is van ondergeschikt belang. Iedereen gaat dood. Nu, later, maakt niet uit. Maar ik zal sterven met een goed gevoel, een gevoel van beter zijn dan de persoon naast me. En niemand die me dat uit mijn hoofd zal praten. Daniel zei het. Zelfs als hij het zou zeggen zou ik het niet mogen geloven. Wij zijn beter. En al de rest heeft het maar te aanvaarden. Elise. Mijn gedachten dwalen weer af, weer naar haar, weer naar zij die mij eigenlijk niets meer kan schelen. Ze wou dit, ik niet. Ik heb er spijt van, maar het was niet mijn fout, ze liet me geen keus. Ofwel? Nee, niet twijfelen. Mijn fout was het niet. Zij was het, alleen zij. Mij treft niets geen schuld. Alleen zij, zij, zij, zij. Ik ben onschuldig. Ik ben alleen de voltrekking van haar wens, wat kon haar wens anders zijn dan dit? Nee, nee, het was zeker niet mijn fout. Toen ze me uitlachte, heeft ze alle gevoel, dat ik eventueel voor haar had, weggenomen. Ze heeft het rechtstreeks uit mijn hart gepakt, opgegeten, uitgespuwd, erop gaan springen en gewoonweg vernietigd. En dit alles met de woorden “geloof je dat nu echt?”. Ik vraag me af wat ik het eerst heb gedaan. Ik meen me te herinneren dat ik haar heb geslagen, ze was te geschokt om ook maar van pijn te wenen. Ik heb haar op de grond gekregen, heb mij handen rond haar nek gedaan en ben langzaam beginnen knijpen. Ja, zo was het. Ik voel nog tot in het diepste van mijn vingertoppen, (ik besef zojuist dat dit eigenlijk een vrij domme uitdrukking is, alsof je vingertoppen zo diep in je lichaam zitten, ze zijn amper een cm dik) , hoe haar adamsappel langzaamaan in elkaar gedrukt werd. Dan die krak, ik zat door haar adamsappel. Ze kon niet ademen, maar ik had geen macht meer om haar nek te breken. Ik kon haar langzaam laten stikken, maar dat verdiende ze niet. Ze was me toch net iets waard. Ze verdiende meer dan gewoon te stikken. Ik besloot haar schedel met een harde klap in te beuken, dan hoefde ze niet meer te lijden. Ik pakte haar stikkende hoofd vast, en tilde haar omhoog. Ik zag nog net haar verdrietige ogen die me aankijken. Ze snapte het niet. Ik fluisterde dat het vlug gedaan zou zijn en dat ze niet moest vrezen. Haar laatste blik richting mij was pure haat. Ik snap niet goed waaraan ik dat had verdient. Misschien gaf ze wel degelijk om haar leven? Wie zal het zeggen. Zij niet, zij ligt nu met een gebroken schedel in haar kamer. Haar familie? Zouden die het al gemerkt hebben? Ze komen niet vaak op haar kamer. Ze waren ook weg. Hun cultuur gaan uitbreiden met Bach, Mozart en vooral Ludwig Van. Ludwig Van, de meester van muziek, god van de klank, een genie. Ik hou van hem. Ik ben daarna maar weggeglipt. Best wel een opwindende avond, maar zoiets doe ik toch niet gauw meer. Volgende keer zorg ik wel dat ik daar iemand voor inhuur. Daniel weet daar wel iemand voor, geloof ik. Daniel weet alles.
Daniel. Waar blijft hij? Ik ben nu al lang genoeg aan het wachten. Volgens mijn klok al een 43 minuten en 35 seconden sinds hij zijn berichtje stuurde. Hij is laat, veel te laat. Misschien hebben ze hem te pakken gekregen? Dat kan niet waar zijn, hij was een kei in het camoufleren van zichzelf. Sommigen die hem kenden dachten zelfs dat hij te dom was om het door te hebben als ze over hem praten. In feite is hij een genie, hij weet echt alles, en heeft ook altijd alles door. Maar een “normaal” persoon imiteren is voor hem de grootste uitdaging, en die neemt hij met gaarne aan. Hij is zelfs daar een kei in. Hij is de grijze mus, de puber die je direct vergeet als hij uit het zicht verdwijnt, die ene persoon op wiens naam je nooit kan komen. Zo iemand kan hij spelen. Alleen een genie kan dat. Ik overdrijf, en ik kan mijn mond niet houden. Ook op dit vlak heb ik veel te leren, ik ben geen grijze mus. Maar ik zal het leren, mijn meester zal het me leren.
Daar is hij. Hij, mijn meester, vriend, zielsverwant, hulp, steun en alles. Daniel. Hij groet me koel, zijn handelsmerk. We spreken altijd zo platonisch met elkaar. Zo lyrisch als ik over hem ben, in mijn diepste gedachten, zo koel doen we tegenover elkaar. Emoties zijn een teken van zwakte en moeten vermijd worden. Hij vraagt waarom ik hier ben, moet ik niet naar mijn teef gaan? (Hij heeft zo zijn manieren om mijn moeder te benoemen. Ik vind ze wel leuk.) Ik antwoord naar waarheid. Ik heb een einde gemaakt aan het leven van Elise. Wat is dat? Een emotie. Ik zag een emotie in zijn ogen. Nog nooit meegemaakt. Welke emotie het is, zou ik niet kunnen zeggen, maar het was er een. Zijn nietszeggende façade verdween voor een ogenblik, minder dan een seconde. En ik had het gezien. Ik word onzeker, dit had ik niet verwacht. Na deze fractie kijkt hij me aan in de ogen, ik voel een les aankomen. Nee, ik vergis me. Hij vraagt me gewoon wat ik precies heb gedaan. Ik vertel het hem. Elise wist van mijn geheim. Ik had de fout gemaakt om het haar te vertellen. Ze lachte me uit, ze zou me verraden hebben. Ik wou dat mezelf niet aandoen, dus deed ik wat ik moest doen. De bedreiging die ze voor mij vormde, uitschakelen. Ik vind mijn eigen betoog goed, het was zoals hij het me geleerd had, hij zal trots op me zijn. Nee, hij is het niet. Ik voel het. Geen uiterlijk verschijnsel laat ook maar 1 vermoeden los dat hij niet trots is, maar ik voel het. “Arno, je bent te ver gegaan. Ik heb je gewaarschuwd om nooit iets tegen Elise te zeggen. Nu zullen ze je grijpen. Je moet sterven.” Hij zegt het met zo’n simpelheid. Ik heb het te aanvaarden. En alles is beter dan gepakt te worden. “Ik voel je verdriet, het is normaal”. Hij overvalt me met deze woorden. Hij zegt niet dat ik me moet vermannen, hij voelt met me mee. “Ik zal mee sterven”. Nu ben ik geheel verbaasd. Waarom, is mijn natuurlijke reactie. Onmiddellijk besef ik mijn fout. Je vraagt niet aan je meester wat zijn motieven zijn. Hij lacht me eens toe. Alweer gaat er een schok door mij. Hij had toch geen emoties? “Wat is er? Mij nog nooit zien lachen?” Hij zegt het cynisch, sarcastisch, ik weet het niet. Maar de vraag was zeker niet oprecht. Wat gaat er toch allemaal in hem door? Daniel pakt een mes. Hetzelfde mes dat hij gebruikt voor zijn lessen aan mij. Hij geeft het aan mij. Ik krijg de keus. Eerst mezelf ombrengen, of eerst hem. Ik kan het niet. Ik heb nog niet genoeg geleerd. Hij moet het voor mij doen, ik kan het niet aan. Hij knikt. Hij begrijpt me. Hij pakt een mes, we kijken elkaar aan in de ogen en hij snijd mijn pols, die hij al zo vaak heeft verwond, door. Ik kijk hem aan. Voor het eerst dringt het tot me door dat Daniel en ik op elkaar lijken. Ik zet me neer. Hij doet hetzelfde. Ik hoor mezelf zeggen: “Wees gerust, zo is het beter”. Daniel verdwijnt. Ik leg me neer. Ik voel het bloed uit ons stromen. Ik kijk nog een laatste keer naar het mes en dan besluit ik dat ik moe ben. Ik ga slapen.
“Puber pleegt zelfmoord in stadspark”
Zwaartekracht
"Ik wil het niet meer. Waarom laten jullie me toch niet met rust? Ik wil hier rustig zitten, alleen. Ga toch allemaal weg! Ik wil jullie niet meer zien. Ik weet dat ik ziek ben. Ik weet dat ik naar een dokter behoor te gaan, maar ik wil het niet. Ik heb vertrouwen in dokters, dat is het probleem niet. Ik geloof in het kunnen, in hun studies. Ik heb geen enkele reden om dat niet te doen. Ze hebben genoeg resultaten geboekt op het medische niveau, voorbeelden genoeg waar ze ziekten zoals de mijne op een simpele manier hebben genezen. Maar ik weiger naar een dokter te gaan. Ik wil alleen gelaten worden zonder gestoord te worden. Laat me zitten in deze kist, jullie eikels! Ik wil het echt niet. Hoe ziek ik me voel? Erg. Ik voel me kotsmisselijk, de koorts speelt me verschrikkelij
Maar al mijn pijn ten spijt. Al de zogenaamde goed bedoelde raadgevingen van mijn walgelijke vrienden ten spijt. Ik kom niet uit deze kist. Ik blijf hier gewoon zitten. Diep in mijn huis, in mijn kelder. Ik kom er niet uit. Ik heb het recht, door mijn vrijheid, om dit te doen. Niemand kan me dwingen iets anders te doen, behalve ikzelf. En zelfs dat vind ik een belemmering op mijn vrijheid. Mijn vrijheid is mij heilig, het is zowel mijn recht en mijn zegen als mijn verantwoordeli
Waarom zou ik me eigenlijk laten genezen? Om geen pijn te voelen? Maar wil ik dat wel? Wie zegt er eigenlijk dat mensen geen pijn behoren te voelen? Heeft iemand daar eigenlijk bewijs van? Misschien verdienen wij, verachtelijke mensen, de pijnen wel die we krijgen. Misschien zijn deze pijnen noodzakelijk om onze vrijheid te bewaren. Want wat moet je doen als je ziek bent? Als je pijn leid? Naar de dokter gaan. Maar ik wil niets moeten. Ik ben vrij en ik wil vrij blijven. Niemand zal me dit afnemen. Ik weiger naar de dokter te gaan en mijn fundamentele recht en vloek opgeven. Mijn vloek, mijn verantwoordeli
Waar ben ik? In mijn kist, correct. Ik moet even bewusteloos geraakt zijn. Blijkbaar heb ik 63 minuten 48 seconden niet naar mijn horloge gekeken. Hoelang was ik dan out? Geen flauw idee. En daar is dat stemmetje weer. Nee, ik ga niet naar de dokter. Ik weiger het. Niemand, geen enkele massa, mens, vriend of familie, zal me dwingen iets te doen waar ik geen zin in heb. Waarom zou ik? De massa met al zijn druk op het individu, je zou voor minder gek worden. En mensen vragen zich af hoe het komt dat de psychiatrische instellingen en de gevangenissen vol zitten met gestoorde mensen en gevaarlijke moordenaars. De hedendaagse mens staat onder zoveel druk, zonder dat velen het zelf ook maar beseffen hoe veel stress ze wel niet hebben. Gelukkig voor velen slagen ze er in hun verantwoordeli
Maar mijn pijn dwingt me tot iets dat ik niet wil.
Ik kom eruit. Hier blijf ik niet zitten. Of toch? Wie neemt er nu deze beslissing? Ik? Of denk ik dat ik ze neem? Wordt mijn leven geleid door de massa, of beslis ik er zelf over? Was het maar een illusie dat ik kon ontsnappen? Of kan ik werkelijk ontsnappen? Maar dan moet ik aan alles ontsnappen. Maar ik kan niet aan alles ontsnappen. Ik wil kleren dragen. Ook al weet ik dat dit een irrationeel verlangen is, ingegeven door mijn opvoeding in een allesverslinde
Ik heb zo verdomd veel pijn.
Vervloekt die pijn, het stoort me in mijn gedachten. Het stoort me, het vertroebelt mijn geest. Het gaat er voor zorgen dat ik verkeerd kies, ik voel het, ik weet het. Ik moet mijn gedachten kunnen beheersen, ik mag me niet laten afleiden door futiliteiten. Hoe kan ik ontsnappen en mijn vrijheid ten volle opnemen? Die vrijheid die ik tegen mij wil heb gekregen maar ik weiger ze op te geven. Hoe zal ik kunnen ontsnappen, ik wil niet meer mee doen aan de massa. Ik weiger het. Maar de vraag is: hoe doe ik het. Alles wat ik doe zullen ze te weten komen en het zodanig sturen dat ik er terug in uit kom. Net zoals het universum een grote kring is, waarin elke poging om eruit te geraken gedoemd is om te mislukken, gedoemd om weer bij het begin uit te komen. Dus ik zit vast. Hoe slaag ik er in te ontsnappen. Ik wil ontsnappen voor de pijn me inhaalt, voor ik mijn bewustzijn verlies. Voor men mij naar die dokters afvoert waar ze mij weliswaar zullen genezen van de pijn, zonder enige twijfel, maar waar ik ook dit inzicht zal verliezen. Ik zal in de massa vallen. Dan zal ik weer opstaan en verliezen. Maar die verschrikkelij
Ik heb een idee. Een geniaal idee. Ik doe er niet meer aan mee. Niet aan al hun simpele, banale, belachelijke en overbodige regeltjes. Ik doe er niet meer aan mee. Ik zeg: “nee”. Ik zal hen allen overheersen, ik stop ermee. Ik ontsnap. En ik weet hoe het moet. Ik, ik alleen, heb het gevonden.
Allereerst kom ik uit deze kist. Geheel vrijwillig besloten. Niet opgelegd door iemand, het is gewoon noodzakelijk voor wat ik wil doen. Daarom, alleen daarom, stap ik uit deze kist. Enkel en alleen omdat ik het wil, voor geen enkele andere reden. Ik ga naar de tuin, daar zal het volstrekt worden. De pijn, de pijn! Ik sleep me vooruit. Ik heb de pijn onderschat, hopelijk lukt het voordat ik verloren ben. Ik ben er bijna, nog eventjes wachten. Mijn rationele beslissing om te ontsnappen uit de wereld, om niet meer mee te doen, zal een hoogtepunt bereiken. Maar de pijn, de verschrikkelij
Het lukt me niet. Zouden ze me al bijna hebben ingepalmd? Zouden ze me al zodanig hebben beïnvloed dat het niet meer lukt? Ik moet mezelf dwingen, het is de enige manier. Ik moet het doen. Als ik rationeel, vrij en mezelf wil zijn moet ik mezelf dwingen. Niet toegeven aan de pijn, het mag niet.
Hoe kan ik me dwingen? Simpel. Naar boven. Ik moet naar boven, naar boven. Daar kan ik het. Het zal me lukken. Of nee. Eerst moet ik het ergens neer schrijven. Hier, dit is goed. Ik neem het mee, zo zal ik het ten allen tijde onthouden. Ik mag het niet vergeten. Ook niet als ik verlies van de pijn. Zeker niet als ik verlies van de pijn, ik moet dan proberen terug te keren. Ik sleep mezelf naar boven.
Waar ben ik? Wat doe ik op de trap? Wat doe ik hier? Denken doet zo’n verschrikkelij
Op het volgende moment is er een toeloop van mensen aan zijn huis. Hij ligt met bebloed hoofd op de stenen. Iedereen kijkt met afschuwen naar het naakte, bewegingsloze lichaam maar niemand slaagt er in om ook maar te helpen of zelfs maar een zinnige daad te doen. Ten slotte slaagt een iemand, een dokter, erin zich los te maken uit zijn walging en hem de eerste hulp toe te bieden. Helaas voor hem en de behulpzame dokter komt alle hulp te laat. Hoogstwaarschi
Ecce, homini
Een scherpzinnige(?) analyse
0. Inleiding:
"Ik ben een mens. Niets menselijks is mij vreemd. Behalve het gevoel van mijn mens-zijn." Lode Cossaer.
0.1.
Ik ben een mens. Jij bent een mens. Hij is een mens. Zij is een mens. Wij zijn mensen. Jullie zijn mensen. Zij zijn mensen. Allemaal mensen. Maar wat houdt nu juist het "mens-zijn" in? Het is iets waarin we leven. Maar beleven we het wel? We leven en gaan vooruit. We gaan vooruit en we worden ouder. Maar wat houd het leven dan juist in? Niets? Of juist alles? Dit is een vraag die ieder voor zich moet invullen. Voor mij is het leven niet meer dan een spel. Play to win, win to play. Met als ultieme overwinning een gelukkig leven. Een gelukkig leven lijkt me de droom van vele mensen. Maar hoe word je gelukkig? Een vraag dat ook ieder voor zich zou moeten beantwoorden. Maar er is, voor mij, één zekerheid. Een zekerheid die al meer dan 2000 jaar bestaat. "Het niet onderzochte leven is het leven niet waard." - Socrates. Hoe juist kan je zijn met één enkele zin? Want zeg nu zelf; een leven zonder je af te vragen wie, wat, waar is niet echt een leven. Het is een ouder worden van een stel atomen. Maar iemand die zich waarachtig afvraagt waar het begint en waar het, voor hem, eindigt. Die heeft geleefd. Voor hem hadden de atomen nut. Die persoon heeft zijn leven gebruikt. Die heeft zijn leven, zijn kans, niet vergalt op inzicht. Inzicht is leven. Inzicht is het enige dat echt telt in het leven. Filosofeer en blijf filosoferen. Dat is mijn advies. Dat is mijn motto. En dat is mijn doel.
0.2.
Ik ga de meest essentiele zaken proberen te behandelen. Vooraleerst hou ik me bezig met God en het geloof erin. Daarna vervolg ik met Logica en vrijheid.
Ik probeer zoveel mogelijk bezig te blijven over het onderwerp. Maar een tussentijds intermezzo is geen uitzondering. Het brengt variatie en houd de zaak hopelijk boeiend. Ook is het mijn stelligste hoop dat je er iets van opsteekt. Men hoeft zijn gedachten niet radicaal te veranderen, maar een klein inzicht is al genoeg. Zelfs een: "Dat is toch evident" kan al genoeg zijn. Want hoeveel mensen zeggen wel niet dat iets normaal of evident is, terwijl ze er nog nooit zo over gedacht hebben? Wat ik schrijf is niets wereldschokken
1. Over het (niet-)bestaan “God”
"Zeggen dat het bestaan van God niet te bewijzen valt is als klagen dat de wielrenners in de tour dit jaar maar weinig doelpunten maakten. Zeggen dat we het bestaan van God wel kunnen bewijzen is als beweren dat we een manier hebben om die doelpunten te tellen." – Anoniem
1. 1.
Een waar woord. Het bestaan van God (Kleine noot 1) willen bewijzen is volstrekte onzin, net zoals het niet-bestaan van god willen bewijzen. Het bestaan van God bewijzen is onmogelijk. Elk bestaand bewijs heeft ofwel een fout, ofwel maakt het de zaak nodeloos ingewikkeld. Daarom is het stom om over God te beginnen. Maar ik doe het toch. Ik zeg niet dat ik het niet-bestaan van god ga bewijzen, maar ik ga wel bewijzen dat het onzinnig is in God te geloven. Ik zeg dus niet dat God niet bestaat. Ik ga proberen te bewijzen dat geloof in God onzinnig en bijgevolg nutteloos is. En dat je door het geloof op te geven, pas geheel in zelfontwikkeli
1.2.1.
Als iemand zegt dat hij in god gelooft, in een God waarvan het bestaan niet te bewijzen valt, heb ik een heel simpel antwoord klaar. Ik laat die persoon steevast in een tuin kijken en vraag of hij de elfjes ziet. Natuurlijk verklaren ze mij allemaal voor zot, maar ik blijf koppig volhouden dat er elfjes zijn. Ik probeer dit altijd even vol te houden tot ze kwaad worden. Dan zeg ik: “Je weet toch dat daar elfjes zijn? Daar, die onstoffelijk, onzichtbare, materieloze elfjes. “ Die elfjes bestaan net zo zeker, zo echt als god. Ze hebben dezelfde materie, we kunnen ze evenzeer waarnemen en ze hebben evenveel bewijsbaar effect op ons leven. Dus als iemand aanneemt dat god bestaat, mag ik evengoed aannemen dat er elfjes bestaan.
1.2.2.
Natuurlijk is er wel degelijk een wezenlijk verschil tussen de elfjes en God. God, of beter gezegd, het “begrip God” heeft een invloed op miljoenen levens. Dit begrip is de hoop en de leidraad voor miljoenen levens. Maar dat geeft nog geen recht om het eigenlijke, effectieve, op zichzelf staande bestaan ervan als zeker aan te nemen. Want de aarde is ook gedurende honderden jaren plat geweest, om van al die zeemonsters, eenhoorns en draken die in verafgelegen streken wonen maar te zwijgen. Ik ontken niet dat God bestaat. Ik ontken wel dat God als een op zichzelf staande identiteit kan bestaan. Als niemand noch in god zou geloven, zou god niet meer bestaan. Zo simpel is het. En God kan nooit op zichzelf bestaan. God leeft in de gedachten van anderen. Mensen, dieren en planten kunnen afzonderlijk van anderen, geheel op zichzelf bestaan. God kan dit niet, God is een concept verzonnen door mensen. En zelfs indien God wél zou bestaan (niet dat we dat kunnen weten), dan nog is hij een concept, want er is geen bewijs dat hij bestaat..
1.2.3.1
Ik zal een vergelijking geven. Op het moment is het een concept dat er buitenaards leven is. Hoewel er géén enkel bewijs is dat er leven is, buiten de wiskundige waarschijnlijk
Als we dit in formule vorm gieten krijgen we:
Lim ( 100% . T / ( Oneindig seconden / ) )= Procentuele kans er iets gebeurt.
T -> Oneindig
Met
T = de tijd, uitgedrukt in seconden
Oneindig seconden = in theorie is dit de maximale tijd
Maar hier moet je mee opletten. Als het heelal eeuwig zou bestaan, dan zou het aantal levende orgasmen dat bestaat uit 45458544 moleculen en enkel kan overleven op een dieet van ijzer en koolstof ook oneindig zijn. Maar er is geen oneindigheid, enkel in de abstractie. En abstract is niet concreet. Hoe graag wiskundigen en wetenschappers dit ook zouden hebben. Ik hoop dat het wat duidelijk is wat het verschil is tussen concept en bestaan.
1.2.3.2.
Als je deze formule uitrekent, natuurlijk mag je deze formule enkel gebruiken in limiet. Als je ze werkelijk gaat uitrekenen kom je onzin uit. Want als je T vervangt door, laten we zeggen, 80 jaar bekom je. ( 100 procent * 80 jaar ) / oneindig = 0. Dus de kans dat er iets in je leven gebeurt is 0 procent. Daarom moet je de formule zien, in limiet van oneindig en is ze niet toepasbaar op individuele zaken. Ze is enkel toepasbaar op zaken die de oneindigheid kunnen halen. Dus, indien er oneindigheid is, werkt deze formule alleen op zaken die dit kunnen zijn. Het begrip “mens” kan dit zijn, alhoewel heel onwaarschijnli
1.2.4.1
Uit bovenstaande vergelijking kunnen we ook afleiden dat zaken, hoe zeker je er ook van bent, hoe zeker je er ook over voelt, als er geen 100 procent zekerheid is, is er geen zekerheid. Alles of niets. Alles daar tussen is puur giswerk. En we moeten voorzichtig zijn wanneer we iets het etiket ‘zeker’ op plakken. (Denk maar aan het ‘aarde is plat’-fiasco. Iets ingegeven door religie tussen haakjes.) Er moet onderzoek naar gedaan worden, en alle factoren (dit is heel belangrijk!) moeten onderzocht worden. Dan kan men spreken van zekerheid. Niet als één testje toevallig een beetje in de goeie richting uitdraait. Alles moet kloppen of er klopt niets.
1.2.4.2
“Alles moet kloppen of er klopt niets.” We kunnen altijd een aan “zekerheidklop
1.2.5
Ook kan je uit bovenstaande vergelijking afleiden dat, indien er genoeg tijd is, alles mogelijk is. Denk aan het wereldbekende voorbeeld van de apen. Als je genoeg apen, genoeg tijd geeft zullen ze het beste boek ooit geschreven hebben. Niet alleen dat, ze zullen ook het beste gedicht, lied, kortverhaal geschreven hebben. Ze zullen het meest, ingewikkelde, alles oplossende filosofische werk ooit geschreven hebben. Ze zullen al de grootste verhalen van Shakespeare, Kafka en Hugo Claus overgetypt hebben. In 3-voud. Een origineel, een verbeterde versie en een versie in het Latijn. Dit alles mits genoeg tijd. En die hebben ze, ze hebben een oneindige tijdsduur. Dan kan alles. Maar God niet. Hoeveel tijd je de wereld, het heelal, God ook geeft. Hij zal geen op zichzelf staande entiteit worden. Waarom niet? Laten we de definitie van God er eens even bij nemen. Dit staat in de Van Dale bij het woord God: god (de ~ (m), ~en) 1. Bovenmenselijk
1.2.6.1
Maar laten we de formule toch eens gebruiken. Als we 80 jaar invullen in de limiet dan is de uitkomst 0. Maar wat als we de limiet behouden? Wat als we gewoon de limiet opschrijven zonder ze uit te rekenen? Laten we dit getal A noemen. Getal A = Lim T -> 80 jaar van ( 100 procent * 80 jaar / oneindig )
En nu gaan we naar het begin van het universum. Daar waar god ontstond. (Ontstond God uit het niets? Of creëerde God zichzelf? Daarover meer in puntje 1.1.6.2) Maar God had dus één fractie van een seconde. Nog minder. Nog minder dan de kleinst mogelijke interval. Een interval naderende naar 0, maar geen 0. Als we deze interval nu invullen in de formule, en dit geheel getal B noemen.
Vertel me eens, hoe veel kleiner is de kans dat God bestaat dan de simpele kans dat er “iets” gebeurt in je leven? Hoeveel groter is getal A niet dan getal A? M.a.w. hoeveel van die minuscule intervallen (de tijd waarin God ontstond) kunnen er in 1 mensenleven. Oneindig? Nee. Naderend naar oneindig. Ja. En die kans, op die kleine kans, een kans die, in vergelijking, kleiner is dan een atoom t.o.v. het gehele heelal, geloven mensen in God. Waanzinnig gewoon.
1.2.6.2
Wat is waarschijnlijk
Denk er maar eens over na.
1.2.6.3
U vind het een onrealistisch denkbeeld? Verander dan nu het woord kaboutertje door ofwel het woord “heelal” ofwel door het woord “God”. (Het is maar wat u verkiest.) En besef dan nu dat één van deze 2 mogelijkheden het begin van het heelal voorstelt. Tenzij dat je gelooft in de theorie dat er altijd iets was, maar dat is nog waanzinniger. (En procentueel gezien, nog onwaarschijnli
1.3.
Het eerste deel is al gedaan. Ik heb bewezen dat geloven in God onzinnig is. Ik heb ook al bewezen dat geloven in God nutteloos is. Onzinnig omdat de kans dat er een God, is abnormaal klein is. En nutteloos omdat, als hij al bestond (en ik vind het erg dat ik die als moet typen), dan nog zouden we het niet kunnen weten, zelfs niet met een klein beetje zekerheid. We zouden het kunnen voelen. Net zoals we lauw het éné moment als kou kunnen aanvoelen en het andere moment als warm.
Of ik denk iemand met dit betoog te kunnen overtuigen? Ik betwijfel het ten zeerste. Waarom ik dit dan typ? Omdat ik al de twijfelaars wil doen inzien dat er géén reden tot twijfelen is. Wij hebben de statistiek, de wetenschap, de ratio en de waarschijnlijk
1.4.1
“Maar nee, het is niet nutteloos in God te geloven! Als we in hem geloven, en Jezus als onze redder ontvangen mogen we na dit leven naar de hemel.” Nu ben ik serieus onder de indruk. Niet dus. Ik ga de waarschijnlijk
Maar omdat als argument te gebruiken is nogal ééntonig. Néé, ik heb dan een veel leuker idee.
1.4.2.
God gaf ons vrijheid van mening. Néé, meer zelfs, God gaf ons vrijheid. De vrijheid om volgens zijn of haar regels te leven. Maar als we slecht leven, komen we in hel, de hemel of het vagevuur. Maar nu komt het. Hoe leven we goed? Moeten we volgens de bijbel leven? Daarin staat dat we geen varkensvlees (Kleine noot 2) mag eten, niets mogen eten wat uit de zee komt en geen linnen wol mogen dragen. Denk je dat al die Katholieken nog nooit 1 schaaldier hebben gegeten of wol gedragen? Hoe lossen we dat op? Elk regeltje van de bijvel kennen? Dat kan niemand. Zeggen dat bepaalde delen van het boek niet meer van toepassing zijn? Dan ontstaat er willekeur. En hoe kan je willekeur toepassen op het heilige boek? Hoogstwaarschi
Ook staat in de bijbel dat we niemand mogen doden. Maar doden we niet iemand als we zeggen dat hij condooms moet gebruiken, ook al verhoogt zijn risico op AIDS gigantisch? Dit werd allemaal met de mantel der georganiseerde maffia, ik bedoel geloof, bedekt. Vergeet vooral ook niet al de kruistochten waarbij honderden, duizenden mensen werden gedood in de naam van het goede geloof. En wat te denken van al die onschuldige vrouwen en mannen die als heksen en ketters zijn vermoord? En toch staat er toch echt in: “Gij zult niet doden”.
De bijbel is zo’n uitgebreid boek, met zovele manieren van interpretatie, zoveel mogelijke manieren van leven dat het gewoon weg onmogelijk goed te doen is voor God.
Dus voor mij gaat het argument: “na het leven gaan we dan naar de hemel” niet echt op. Vermits de kans om daar te geraken minimaal is. Komt daar bij nog eens het feit dat het bestaan van de hemel afhangt van het bestaan van iets dat onwaarschijnli
1.5
Zo. Zowel een Logisch, rationeel standpunt waarom in God geloven vergelijkbaar is als in elfjes geloven, als een gevoelsmatig standpunt. God kan niet God zijn, niet met zoveel regels en interpretaties
1.6
Maar als er een geen hemel is om naar toe te gaan, waar moet je dan je ethiek gaan halen? Waar moet je de regels om naar te leven gaan halen? Hoe kan je dan weten hoe je moet leven? Hier op kan ik maar 1 antwoord geven: zelfontwikkeli
Noten:
1. Het gaat hier over de Christelijke God.
Maar al deze bewijzen kunnen doorgetrokken worden (al dan niet met lichte aanpassing) tot elke soort God.
2. Leviticus 11:7-8 :staat dat je geen varkensvlees mag eten.
Beetje verder staat dat je geen wol met linnen mag dragen en nog wat verder dat je geen schaaldieren mag eten.
2.Taal en interpretatie
“Van dat, waarover niet gesproken kan worden, moet men zwijgen..” - Ludwig Wittgenstein
2.1
Een waarheid zoals een koe. Wittgenstien had het over het feit dat zaken, waarover je niet kan spreken zoals ethiek omdat het niet ‘in de wereld is’. Ethiek is transcendentaa
Ik ga namelijk het verband tussen een woord en het verschil tussen het hérkennen en het werkelijk kénnen van een woord. Wat is in feite een woord? En wanneer kén je een woord en wanneer kun je een woord? Dat ga ik proberen te onderzoeken.
2.2. 1
Eerst en vooral gaan we iets heel duidelijk maken: herkenning van een woord, de klank van dit woord, betekent niets. De hérkenning van de betekenis van een woord betekent echter wel iets. Ik zal zelfs meer zegge; dit betekent alles. Dit is elementair, dit is logisch. We weten allemaal dat een woord enig ander woord had kunnen zijn, maar dit echter niet is. Doordat dit niet is, hebben we nu bij bepaalde klanken, ook wel woorden genoemd, bepaalde voorstellingen
2.2.2.
Een beetje meer uitleg over familieovereen
Ik ga niet geheel akkoord met deze theorie; wat er zijn in families ook mensen die er heel hard op lijken maar er geen familie van zijn. Analoog zijn er zaken die heel hard op een spel lijken, maar zo totaal niet genoemd worden.
Een voorbeeld;
2.2.3.
Alhoewel ik er niet geheel mee akkoord ga, vind ik de familieovereen
2.3.1
Oké, we zeiden dus dat een voorstellingen er voor zorgen dat je een woord verstaat. Maar wat in de volgende gevallen:
Geval 1: X heeft het woord “Socrates” al gehoord, maar weet zich absoluut geen enkel voorstelling te maken van wie of wat dat is.
Geval 2: X heeft de naam “Socrates” al gehoord, maar weet absoluut niet meer dan dat, buiten het feit dat het een mens is, die ooit geleefd heeft..
Geval 3: X heeft de naam “Socrates” al gehoord en weet dat dit een Oude Griek was, maar buiten dat weet hij er niets meer over.
Geval 4: X heeft de naam “Socrates” al gehoord en weet dat dit een oude, Griekse filosoof was, maar buiten dat weet hij er niets meer over.
Geval 5: X heeft de naam “Socrates” al gehoord en weet dat dit een oude, Griekse filosoof was met als leerlingen Plato en dat hij zei dat je aan alles moest twijfelen.
Geval 6: X heeft de naam “Socrates” al gehoord en weet dat dit een oude, Griekse filosoof was met als leerling Plato, en dat hij zei dat je aan alles moest twijfelen. Ook weet X dat Socrates zijn moeder een vroedvrouw was en dat Socrates zich ermee vergeleek. Ook weet hij dat Socrates veroordeeld is wegens het invoeren van nieuwe goden en het verdoezelen van de jeugd, en dat hij veroordeeld is tot het vrijwillig drinken van de gifbeker. En dit alles maakte Plato enorm kwaad.
2.3.2
Wie van deze 6 ként Socrates? Waar begint het onderscheid tussen kennen en herkennen. En welk kennen is genoeg? Laat het duidelijk zijn, geval 6 ként Socrates. En laat het even duidelijk zijn; geval 1herkent enkel en alleen de klank die gepaard gaat met het woord “Socrates”. Maar van de anderen, wie kent Socrates? Men is geneigd te zeggen dat persoon 6 Socrates wel kent, maar waarom? Omdat hij er het meest van weet? Waarschijnlijk
Of toch niet? Kennen is een bezigheid, geen toestand. Ongelukkig zijn is een gemoedstoestan
3.Vrijheid
3.1.1
Wat is vrijheid? En belangrijker; is het mogelijk?
2 erg moeilijke vragen, 2 erg vaak gestelde vragen. 2 vragen die enorm veel mensen bezig hielden en houden.
Wat vrijheid an sich is, is, vind ik, niet zo moeilijk. Ik definieer vrijheid als: "de mogelijkheid hebben om". Iemand die het recht op vrije meninsuiting heeft, heeft de mogelijkheid om een vrije mening te hebben en te uiten. Vrijheid, gebruikt in de betekenis van "niet gebonden zijn, niet gevangen zijn", is de mogelijkheid hebben om te leven, de mogelijkheid hebben om zelf beslissingen te nemen, de mogelijkheid hebben, het recht te hebben om elk moment te kunnen ontsnappen, weg te gaan van je situatie op een willekeurig moment.
3.1.1
Even een voorbeeld tussendoor.
Een gevangene heeft het recht, de vrijheid om een eigen mening te hebben maar heeft niet het revcht, de vrijheid om te gaan en staan waar hij wilt. Hij heeft op zich wel de mogelijkheid om te ontsnappen (als hij slim genoeg is om een ontsnappingspl
3.2.1.
Als men het over het concept vrijheid heeft, moet ik altijd aan een speeltuin denken. Een gigantisch grote speeltuin met daarin jij als spelend kind. Je bent beperkt door heel wat zaken.
Door de grote omheining kan je niet weg van die speeltuin, waardoor je beperkt bent in ruimte. Alleen als je heel veel moeite en inspanningen doet kan je van de éne speeltuin naar een andere gaan. Maar deze verandering is géén voorwaarde tot verbetering van speeltuigen.
Door de speciale regels in de speeltuin mag je op sommige zaken niet voor dat je een bepaalde leeftijd hebt bereikt wegens te gevaarlijk. Op andere zaken mag je niet meer van zodra je een bepaalde leeftijd hebt bereikt. En dan zijn er nog zaken die je gewoon moet doen als je jonger of ouder bent dan een bepaalde leeftijd. Zoals dat kinderen onder 12 jaar s'avonds niet meer zonder begeleiding in een speeltuin mogen.
En sommige zaken mag je an sich nog wel op gaan, maar dat doe je beter niet. De andere kinderen zullen je dan misschien, afhankelijk van wat je doet, kinderachtig, vrouwelijk/man
Natuurlijk moet je ook alle zaken gebruiken waarvoor ze dienen. Je kan een schommel niet gebruiken om vanaf te glijden; een spinnenweb kan je niet gebruiken om te schommelen.
Maar alhoewel dat je beperkt bent in je doen en laten door al deze zaken, ben je voor de rest vrij te doen wat je wil. Wil je 10 keer van de glijbaan, dan kan dat. Wil je heel de tijd schommelen? Dan mag dat.
3.2.2
De omheining is natuurlijk een vergelijking tussen het feit dat je maar al te vaak vast zit in een situatie, in een levensomstandi
De speciale regels zijn een verwijzing naar de overheid en de regels die daar vanuit gaan. Sommige zaken mogen alleen als je onder een bepaalde leeftijd bent, andere zaken maar vanaf een bepaalde leeftijd. En dan zijn er nog de zaken die iedereen wel eens moet doen, op gelijk welke leeftijd. Beperkt in doen en laten door de staten. Of misschien beter gezegd; je mag doen en laten wat je wil, zolang je sommige dingen eens doet en sommige zaken gewoonweg laat.
Het 3de voorbeeld gaat over maatschappelij
Het laatste gaat over de beperkingen van de natuur. Je kan niet vliegen, maar je kan wel proberen het na te apen. Net zoals je niet van een schommel kan glijden, maar het wel half en half kunt na apen.
3.2.3
Deze vergelijking is natuurlijk een simplistische voorstelling van het gehele concept van vrijheid in de maatschappij en natuur.
Maar, indien juist en ruim genoeg genomen, is ze vrij treffend. (Net zoals de vele andere vergelijkingen
3.3.
Vrijheid dus.
"De mogelijkheid hebben om" dus.
Laten we eens verder onderzoeken of de mens nu wel vrij is. Want, zoals men weet, er zijn enorm veel wetten die we, of we nu willen of niet, moeten respecteren en waarna we moeten leven. Natuurwetten, overheidswette
3.3.1.1.
Overheidswette
3.3.1.1.1.
Beperkingen dus. Van overal word je beperkt in je doen en laten. Je zou bijna, ik herhaal bijna, denken dat je geen vrijheid hebt. Maar indien je dat denkt, vergis je je. Want alhoewel dat er zoveel beperkingen zijn, heb je binnen deze beperkingen vrijheid. Zoveel je wilt. Net zoals je in een speeltuin zoveel mag spelen binnen de regels, mag je doen en leven zoveel je wil binnen deze regels. Links, rechts, onder en boven. Je hebt altijd een alternatieve keuze, ook als is deze keuze je zelf door de kop schieten. Het kan zijn dat je geen andere uitweg ziet dan degene die je gekozen hebt, maar, strikt genomen, is er altijd een alternatieve keuze. Jij bent verantwoordeli
3.3.1.1.2.
Ben je vrij als er mogelijkheid tot straffen zijn voor je daden? Voor mij is het nogal duidelijk dat je dan niet vrij bent. Immers niemand wilt straffen. Het woord straf houdt in dat je voor je daden moet boeten, op een manier die zwaar genoeg is om te zorgen dat je deze daad zeker niet opnieuw zal doen. (Hierdoor vind ik trouwens ook dat recidivisten een faling zijn van het rechtsysteem. Tenzij het gaat over verslaafden of mensen die uit, al dan niet zoals de eerste keer, pure wanhoop een misdaad plegen.) Dit beschouw ik toch als een zware beperking, als er een angst is voor straffen. Niemand zal een misdaad plegen als men de straffen oprecht vreest.
3.3.1.2.1.
Overheidswette
Mijn antwoord is dat deze wetten onze vrijheid niet zozeer afnemen, maar ze verdelen onze vrijheid. Zonder wetten en een ordehandhaving (politie) om te zorgen dat men aan deze wetten gehoorzaamd geldt het recht van de sterkste. Met andere woorden, de sterken en de slimmen hebben al de vrijheid. Zij hebben de vrijheid om anderen te vermoorden, anderen te bestelen en anderen te kwetsen. De zwakke en de domme hebben dit maar te aanvaarden. Zij hebben natuurlijk de vrijheid om iets terug te doen, maar zullen hier amper in slagen. Gevolg: totale anarchie.
Het goede van 'overheidswett
3.3.1.2.2.1.
Maar wat zijn nu de essentiele vrijheden? En wat zijn dan de luxevrijheden? Dit zijn beide begrippen die op zich naar ieders willekeur ingevult kunnen worden. Sommige vinden het essentieel dat men vrouwen mag slaan, anderen niet. (Ik dus niet.)
Maar voor mij zijn de essentiele vrijheden zaken die bepaalt zijn in de rechten van de mens. Iedere mens moet vrij zijn om, of anders gezegd, het recht hebben op zelfontwikkeli
Luxevrijheden zijn vrijheden die niet iedereen heeft, maar iedereen mag hebben. (In tegenstelling tot de essentiele vrijheden, die zaken zijn die iedereen moet hebben.) Een boot, een 2de auto, een villa, een zomerhuisje zijn allemaal zaken van luxevrijheden. Dit zijn zaken die iemand vrijelijk naar zijn keuze mag hebben, maar zaken die niet iedereen moet hebben. Het is, in tegenstelling tot de essentiele vrijheden, ook niet de taak van de overheid, de "rijken" of de "machtigen" om te zorgen dat iedereen dit heeft. Maar hoe rijk je ook bent, niemand mag het recht bezitten iemand anders het leven te ontnemen. Als je een boot hebt, ontneem je niet (een deel van) de vrijheid van iemand anders. Als je iemand vermoord ontneem je die persoon een vrij essentiele vrijheid. (Die om te leven, om zelf over zijn leven of dood te beslissen.)
3.3.1.2.2.2.
Let wel op. De essentiele vrijheden zijn geheel subjectief. Ik beschouw als essentiele vrijheden: mening, levensbeschouw
3.3.1.2.3.
Let vooral op de nauwe verbindenis die ik leg tussen recht en vrijheid. Maar dit is niet meer dan logisch. Het recht hebben op leven, of de vrijheid hebben om te leven. Het recht op een mening of de vrijheid om een mening te hebben. Het zijn 2 nauw aaneensluitend
Maar an sich is er niet zoveel verschil. Toch geen noemenswaardig verschil. Ik vermeld het hier maar als tussendoortje.
3.3.2.
Natuurwetten. Ze zijn er en we hebben ze te aanvaarden. Meer valt daar niet over te zeggen. Aantrekkingskr
3.3.3.1.
Nu - Het beste heb ik voor het laatste bewaard - de sociale wetten. De snelst evoluerende van de 3, de snelst veranderende, de snelst overtreedde en de moeilijkst te omschrijven wetten. En de wetten met het minst aan persoonlijke vrijheid. Waar dat overheidswette
3.3.3.2.
Maar zijn sociale wetten dan echt zo slecht? Ja en nee. Ik persoonlijk beschouw ze als slecht. Ze nemen een stuk, een groot stuk vrijheid weg. (De vrijheid om jezelf te zijn.) Een vrijheid die ik persoonlijk heel belangrijk vind. Maar deze opoffering geeft ook wat terug. Iets waarvan ik kan begrijpen dat andere mensen het nodig hebben. Ik walg ervan maar kan het wel begrijpen dat wij, mensen dit nodig hebben. Je krijgt er groepsgevoel voor. Het gevoel dat je niet alleen bent in deze boze wereld. Dit is een onontkenbaar belangrijk gevoel. Zelfs ik, die dit gevoel haat, ben er het slachtoffer van. Ik tracht me af te zetten, maar slaag er niet in. Ik kan me natuurlijk afzetten door me grof te gedragen, door controversieel te zijn en zulke zaken. Maar dat wil ik niet. Ik wil mezelf vinden. Ik wil het licht aandoen en kunnen zeggen: dat ben ik. Maar zolang ik bezwijk onder de geweldadige groepsdruk zal me dit niet lukken. Jezelf zoeken moet je alleen doen. Spijtig echter dat er zo weinig mensen zijn die zichzelf hebben ontdekt. Ze kennen genoeg van zichzelf, maar hoe weinig mensen begrijpen, beseffen, aanvoelen en ontdekken zichzelf? Té weinig, zo ik zie. Daarom haat ik het groepsgevoel. Door het geborgen gevoel dat het geeft. Dat het zorgt dat mensen zichzelf verliezen in een massa. Dat mensen zichzelf en alles wat daarbij hoort opgeven. Maar hoezeer ik het ook haat, ik kan er niet van onderweg. Je moet sterk zijn om een individue te zijn. Ik ben er geen. Ik ken er géén. Iemand die zichzelf ontdekt en daardoor boven de massa ontdekt, is een persoon dat ik, zonder blozen een "Übermensch" noem. Dat en niets anders. Groepsdruk, opzettelijk of niet, of dat je je goed voelt of niet, is verwerpelijk.
3.3.3.3.
Groepsdruk; de druk die een groep, massa geeft op je om je te gedragen, kleren of voelen zoals "het moet" is ronduit slecht. Groepsgevoel is dit echter niet. Ik definieer groepsgevoel als het gevoel dat je hebt wanneer dat je de normale eisen van de groep boven die van een persoon zet. '(Met normaal als een variabele die in te vullen is naar eigen willekeur. Een groep die eist dat een individu dood moet omdat hij zwart is, is voor mij géén normale eis. Voor KKK's echter wel.( Meer info over de evolutie van goed en slecht, over ethiek in het algemeen, zie hoofstuk "Ethiek". Momenteel nog in aanmaak.)) Dit is een positief feit. Waarom? Omdat een groep altijd meer (en dus belangrijker) is dan een individue. Het is dus uitermate belangrijk dat men zich weg kan cijferen voor de groep, zonder de groep te worden. (Met groep te worden bedoel ik dan dat je de gewoonten van de groep gaat overnemen. De zogenaamde groepsdruk.) Maar waarom is een groep dan juist minder belangrijk dan een individue? Omdat een merendeel altijd belangrijker is. Dé mening van de meerderheid moet altijd gerespecteerd worden. Tenzij (!) de meerderheid beïnvloed is of niet alle informatie heeft. Dan is het de taak van de minderheid om dit duidelijk te maken aan de meerderheid. Maar bij een gelijke hoeveelheid informatie telt altijd de mening van de meerderheid. Simpelweg omdat de meerderheid altijd méér is. (Ook dit is een utopische gedachte, niemand kan alle relevante informatie hebben over zaken die meningen eisen.)
1. We have done "it" with the sister in the same room.
2. We have done "it" with bondage.
3. We have done "it" with 2 friends in the same room.
4. It isn't just kissing, "it" is also going with the tongue over each others boddy's.
5. We rock.
1. We have done "it" with the sister in the same room.
2. We have done "it" with bondage.
3.
Schommelen
Begin van het begin
Langzaamheid
Zin van het leven
Van die grote stap
Zin van de dood
Van dat uiteindelijke doel
Niets
Ontwijken
Onmogelijk
Verwelkomen
Noodzakelijk
Omhoog Omlaag Omhoog
Eeuwigdurend
Val
Letter for C.B.
C.B.
Kamelot - "lost and damned"
Hoi, M.
Dit is mijn tweede huis op elftown, mijn plaatsje waar ik ga komen als tevel gesprekken me bezig houden en ik gewoon rustig wil verder werken aan vanalles en nog wat.